ONTWERP
Een speelplaats ontwerpen
(tekst: Kind & Samenleving)
In het kort
Ontwerpen = niet aan het toeval overlaten.
Kwaliteitsvolle speelplaatsen ontstaan nooit zomaar, toevallig. Dit vraagt het nodige ontwerpwerk. Wat zijn de eigenschappen van een goed ontwerp?
Een woordje meer uitleg
A.Vóór je met ontwerpen kunt starten
Ontwerpen is nooit de eerste stap in het proces. Een 'inhoudelijke fase’ gaat vooraf aan de ‘ontwerpfase’. Let erop dat je steeds rekening houdt met verschillende noden en behoeften. Dus, vooraleer je aan het ontwerpen slaat:
- vorm een team;
- teken een planningsproces uit;
- baseer je op de uitgewerkte visie;
- teken de bestaande toestand;
- bepaal een bouwprogramma.
Vorm een team
Stel een team samen, en maak het niet té groot. Ga na of je dit kan inbouwen in de bestaande overlegstructuren.
Enkele tips:
- Een groep van maximaal 8 mensen is voldoende om het gehele proces te sturen.
- Probeer een groep samen te stellen met een verscheidenheid aan achtergronden en vaardigheden.
- Een speelplaatsproject vraagt uiteenlopende vaardigheden: planning, communicatie, technische vaardigheden, artistieke vaardigheden (om tot dat unieke ontwerp te komen), pedagogisch inzicht … Daarbij geldt ook de specifieke vraag: Wie houdt het ‘tekenpotlood’ vast? (dat kan een samenwerkingsverband zijn). Je kan, mits goede afspraken, taken overlaten aan de collega's van de communicatiedienst of andere collega's zonder dat ze een actieve rol in het team opnemen.
Planningsproces uittekenen
Welke stappen zet je om tot een nieuwe speelplaats te komen? Het is een proces van de 'inhoudelijke fase', via de 'ontwerpfase' naar de 'uitvoeringsfase'.
Hou ook rekening met wat volgt: gebruik, evaluatie, bijsturing, verfijning van het ontwerp of gebruik van de speelplaats.
Denk daarbij aan:
- Hoe geef je inspraak aan de betrokkenen? Klik hier voor meer info over ‘participatie’.
- Welke acties kan je opzetten om een sterke visie te vormen? Klik hier voor meer info over 'visie'.
- Kan je op externe hulp rekenen (helpende handen, materieel …)?
- Hoe pak je precies de ‘inhoudelijke fase’ aan (welke stappen gaan vooraf aan het eigenlijke ontwerpen)?
- Welke stappen wil je onderscheiden in de ‘ontwerpfase’ (ideeën verzamelen, schetsontwerpen maken en bespreken, voorontwerp communiceren met brede groep …)?
Visie vormen
Een visie vorm je niet op één moment, maar loopt doorheen het volledige proces. Visievorming begint bij de prille start en bouwt op. Er is geen eenduidig eindpunt. Het is belangrijk je visie uit te schrijven en uit te werken.
Enkele tips:
- Let er op dat je visie niet afzwakt tijdens het proces. Praktische bezwaren tasten vaak de durf en de creativiteit van je visie aan. Op die manier komen speelkansen en belangen van kinderen in het gedrang.
- Visualiseer je visie: gebruik foto’s of tekeningen. Voeg ze toe in je visietekst.
- Formuleer je visie concreet, eenvoudig en zo sterk mogelijk aansluitend op de werkelijkheid. Zo niet zal je ontwerp afwijken van de uitgangspunten uit je visie.
- Inspraak van de betrokken groepen is een middel om een sterke visie te ontwikkelen. Voorwaarde is dat de belangen van kinderen en jongeren telkens centraal staan.
Uittekenen van de bestaande toestand
Wil je een nieuwe speelplaats creëren? Dan betekent dit je de bestaande situatie wil verbeteren. Om doeltreffend te ontwerpen is het nodig om de bestaande toestand duidelijk in beeld te brengen. Dit is de basislaag voor het ontwerpwerk.
Enkele tips:
- Denk nooit: “Bij ons is het gewoon een rechthoek!” De kleine hoekjes en kantjes vormen vaak aantrekkelijke speel- of andere kansen.
- Maak een technische analyse van de bestaande ruimte: staat van de bestrating, ondergrondse leidingen, afwatering, oriëntatie ...
- Breng op het plan details zoals ramen en deuren van omringende gebouwen, roosters, beplanting en niveauverschillen aan.
- Doe opmetingen samen met de leerlingen en bouw dit eventueel in de lessen in. Het opmetingsproces geeft vaak een verhelderend beeld over het perspectief dat de kinderen hebben over hun speelplaats.
Bouwprogramma (programma van eisen) maken: waaraan moet het ontwerp voldoen?
Het bouwprogramma is het sluitstuk van de 'inhoudelijke fase'. Het bouwprogramma bestaat uit 'de spelregels waaraan het ontwerp zal moeten voldoen’. Met het bouwprogramma in de hand start de ontwerpfase.
Het bouwprogramma vertrekt vanuit je visie. Het concretiseert deze in meer technische en meetbare termen. Het houdt rekening met alle functies die deel moeten uitmaken van de speelplaats. Speelfuncties uiteraard (en vergeet daarbij niet: bewegen is een heel belangrijk facet van spelen), maar tegelijk dient ze ook andere functies zoals: opstellen van rijen, doorgangsfunctie, schoolfeest, samen- of gedeeld gebruik, natuurbeleving, tegengaan van pesten … Een ontwerp zal goed zijn als de verschillende functies geïntegreerd raken in het ontwerp.
Betrek degenen die instaan voor het onderhoud (tuinman, conciërge ...). Goede speelplekken vereisen specifiek onderhoud, zo voorkom je frustraties. Een kampje onder overhangende takken verliest zijn dak als die plots drastisch teruggesnoeid worden.
Enkele tips:
- Vermeld meetbare gegevens in het bouwprogramma.
- ‘Speelkansen’ moeten in het bouwprogramma voldoende gewicht krijgen. Denk hierbij aan actief spel, maar ook aan rustig spel, fantasiespelen ...
- Heb je sommige functies te zwaar ingeschat? Breng ze terug tot hun werkelijk belang.
B. Eigenschappen van een goede speelplaats
Hiervoor werd al duidelijk dat het ontwerp moet voldoen aan het bouwprogramma. Het moet een duidelijke verwerking van je visie zijn. Daarnaast zijn er evenwel meer algemene criteria en kwaliteiten die gelden voor élke speelplaats.
De speelplaats biedt een breed gamma aan speelkansen
Een breed gamma aan spelvormen moet aan bod komen. Vergeet niet dat spelen méér is dan ‘spelletjes’ doen. Tegen een muurtje hangen en naar de wolken kijken moet ook kunnen.
Enkele tips (om speelkansen in een voldoende breed perspectief te zien):
- Ruimte voor actief spel is méér dan ruimte voor sport. Zorg voor gevarieerde bewegingskansen (klauteren, slingeren, hangen, springen, evenwicht …).
- Creëer ook plekjes die kansen geven tot rustig, ingetogen spel.
- Geef veel kansen aan creatieve spelvormen (alles wat te maken heeft met bouwen, stapelen, prutsen … en allerlei vormen van fantasiespel), maar vermijd daarbij een zone te maken die exclusief is bedoeld voor ‘fantasiespel’.
- Zorg dat er kansen zijn voor explorerend spel (ontdekken, uitpluizen, natuur beleven …).
De speelplaats biedt een goed evenwicht tussen geborgenheid en avontuur
Probeer bij je ontwerp in te schatten of dit voldoende geborgenheid biedt (gevoel van intimiteit en gezelligheid). Op die manier zorg je voor een sfeer van welbevinden en rust. Het ontwerp moet tegelijkertijd ook kansen bieden tot avontuurlijkheid. Dit geïntegreerd samengaan van geborgenheid en avontuurlijkheid vormt een sleutel tot een goed ontwerp.
Tip: Controleer regelmatig je ontwerp: biedt het een goede samenhang tussen geborgenheid en avontuurlijkheid?
De speelplaats biedt een aanvaardbare veiligheid
Een speelplek moet voldoende veilig zijn. Het doel mag niet zijn om werkelijk álle risico's uit te sluiten, eerder om het beperken tot aanvaardbare risico's waarbij geen ernstige letsels kunnen ontstaan naar aanleiding van een ongeval. Het ontwerp moet een aanvaardbare veiligheid nastreven.
Meer concrete info hierover vind je onder de rubriek ‘speelwaarde en veiligheid'.
Ruimtelijke ontwerpcriteria
Elementen om een goed ontwerp te realiseren:
- zonering;
- oriëntatie;
- looplijnen, verbindingen, paden;
- groenvoorziening;
- niveauverschillen;
- speelaanleidingen.
1. Zonering
Een speelplaats is een harmonisch geheel van zones, elk met een eigen uitzicht en karakter. Elke zone is afgestemd op - en geeft aanleiding tot - specifiek gebruik. Toch is er tegelijkertijd samenhang tussen deze zones. Hoe dat geheel precies vorm moet krijgen, hangt af van de plaatselijke mogelijkheden. Vanuit de bestaande toestand zal het er veelal op aankomen om van de (al nog vaak voorkomende) vlakke, betegelde speelplaats een stuk te reserveren voor de ‘grotere’ spelen. Maar ook om speelhoeken en –zones te scheppen die voldoende afgeschermd liggen.
De ordening van de diverse zones hangt in grote mate af van:
- de eigen vorm van de speelplaats;
- functionele looplijnen (toiletten, ingang, fietsenberging …);
- de oriëntatie;
- de inplanting van vaste objecten.
Tip: Teken op je plan van de bestaande speelplaats de bestaande zonering uit.
2. Oriëntatie
De oriëntatie van de speelplaats is een fundamentele factor. Breng in kaart welke zones veel, weinig of geen zon krijgen.
Neem ook de heersende windrichting in aanmerking. Kent de speelplaats tochtgaten? En dan is er nog regenweer. In ons klimaat komt de regen voornamelijk uit zuidwestelijke richting. Stem de regenafdaken daar op af.
Tip: Duid op je plan de oriëntatie aan: zet er de noordpijl op en bepaal zo de schaduwzones.
3. Looplijnen verbindingen paden
De basis van een speelplaatsontwerp is een harmonisch geheel van zones. Door zones te creëren ontwikkelen we tegelijkertijd ook de verbindingen tussenin. We creëren looplijnen. In het ontwerp moet er een overzicht zijn van de meest waarschijnlijke routes tussen de speelzones en tussen alle nuttige voorzieningen (vb. de toiletten). Curves kunnen best, maar een looproute zal nooit rechte hoeken maken.
Tips (m.b.t. looplijnen en zonering):
- Teken de functionele looplijnen (looplijnen die nu eenmaal vastliggen) uit op een kaart ‘bestaande toestand’.
- Maak een vlekkenplan (dat zijn als het ware aardappelvormen) a.d.h.v. looplijnen en zones.
- Onthoud: een vlekkenplan moet niet mooi zijn. Iedereen kan een vlekkenplan tekenen.
4.
GroenvoorzieningVeelal zijn schoolspeelplaatsen nog veel te stenig waardoor ze als speelplek vaak te artificieel aandoen en te weinig uitnodigen tot rijke spelvormen. Streef daarom naar een goed evenwicht tussen ‘kunstmatige’ en natuurlijke voorzieningen. Groen kan op een speelplaats meerdere functies hebben: kijkgroen, schermgroen, maar uiteraard in de eerste plaats speelgroen.
Meer over groen vind je hier.
5. Niveauverschillen
Bij een fijne speelplaats hoeft niet alles op hetzelfde nul-niveau te zitten. Hoogte (en laagte) creëren zal dankbare speel- en belevingskansen opleveren. Niveauverschillen zijn ook handig als zoneringsinstrument.
Naast het echte klimmen en klauteren kunnen ook ‘kleinere’ niveauverschillen worden gecreëerd. Denk aan een dorpel, hellend vlakje, zitmuurtje, enkele traptreden … Deze hebben een bijzondere speelwaarde. Kinderen zullen er zelf betekenis aan geven. Het minste niveauverschil levert een ander perspectief op bij de gebruikers (kikvorsperspectief verandert in vogelperspectief). Niveauverschillen moeten zorgvuldig met de zonering worden verweven. Zo vermijd je dat ze als een vervelende hindernis zouden werken.
Tips:
- Zorg dat er op diverse plekken, en op diverse manieren speel-niveaus zijn die afwijken van het nul-niveau: speelplateau, hellend vlak, opstap, heuvel(tje), zitrand …
- Kinderen zoeken de bestaande niveauverschillen op (dorpel, opstapje, traptreden naar de refter …) omdat deze speelkansen bieden. Hou daar rekening mee, speel er op in. Probeer dit dan ook niet te verbieden. Hou ook rekening met kinderen met een beperking op je school. Meer info vind je hier.
6. Speelaanleidingen - speeltoestellen
Het ontwerp krijgt vorm door zones te creëren, met niveauverschillen, groen en diverse bodembedekkingen. Deze elementen zijn de basis van je ontwerp. Zelfs zonder één speeltoestel vormt dit het speellandschap. In een aantal gevallen is het handig of nodig dit speellandschap aan te kleden, en af te werken met speeltoestellen. Maar pas op: een speelplaats is geen optelsom van speeltoestellen. Of anders gezegd: de kwaliteit van de speelruimte hangt niet af van de hoeveelheid speeltoestellen.
Voor speelse constructies zijn allerlei speeltoestellen denkbaar, maar ook andere objecten zijn mogelijk. Er is een breed gamma aan mogelijkheden: boomstam, rotsblok, balk als evenwichtsbalk, een buis om door te kruipen, boomstamschijven, een tent …
Enkele tips:
- Ontwerp een basislandschap a.d.h. van niveauverschillen, groen (bomen en struiken) en diverse bodembedekkingen. Beschouw deze als de basislaag.
- Voorzie daarna de geconstrueerde elementen (speeltoestellen ...) als een extra laag ‘bovenop de basislaag ’.
- In principe vermijd je op een speelplaats beter toestellen met bewegende onderdelen. Speelplaatsen zijn in de regel te druk voor zwieren, slingeren …
- Vermijd ook toestellen gericht op individuele kinderen. Kies toestellen die kansen geven tot samenspel.
- Een speelhuisje of andere grotere constructie is niet enkel een speelobject op zich, het is ook een ruimteverdeler. Dit helpt je speelplaats te zoneren.
Meer info
- Op de website van Kind en Samenleving vind je een schat aan informatie over kindvriendelijke planning en ruimtelijke ordening, inplanting en inrichting van speelruimte …
- Ga naar de website van Pimp je speelplaats voor nog meer informatie.
- Ga via Google op zoek naar inspirerende beelden door te zoeken naar ‘natural playground’ of ‘nature play’.
- Wil je op een creatieve manier en met weinig geld een leuke speelplaats creëren? Het kan, meer info vind je in dit artikel.
- Op welke vormen van beweging scoort de ruimte goed, en waar liggen groeikansen? De QuickScan 'Beweegvriendelijke buitenruimte' is een handig instrument om plekken en buurten te scannen op beweegvriendelijkheid.
- Ben je op zoek naar een organisatie die ondersteuning biedt bij de uitwerking van een plan voor je nieuwe speelplaats of bij de uitvoering van een risicoanalyse? Scholen kunnen hierbij gebruik maken van een aantal handvatten.
Partners